De financiën van ngo’s

Hoeveel overheidsgeld gaat er nu eigenlijk naar ontwikkelingssamenwerking? Waar komen de financiële middelen van ngo’s allemaal vandaan en waaraan geven ze hun geld uit? Hoe kan een moderne financiering bijdragen aan gelijkwaardige partnerschappen?

Hoeveel geld gaat naar ontwikkelingssamenwerking?

Op 24 oktober 1970 deden de welvarende landen binnen de Verenigde Naties (VN) de belofte om 0,7% van hun bruto nationaal inkomen (bni) over te dragen aan lagere- en middeninkomenslanden, in de vorm van ontwikkelingssamenwerking. Dit wordt ook de OESO-norm (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) genoemd.

De landen en gebieden die ondersteuning krijgen, staan op een lijst van het Ontwikkelingscomité van de OESO. Al mag het geld ook bestemd zijn voor internationale ontwikkelingsorganisaties, zoals de VN (Verenigde Naties).rnrnDe OESO-norm staat sinds die tijd symbool voor internationale solidariteit.

België schiet tekort

Helaas maken zeer weinig landen hun belofte waar en ook België schiet flink tekort. De Belgische uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking daalden van 0,64% in 2010 tot 0,46% van het bni in 2021. We duiken daarmee onder het Europees gemiddelde van 0,49% en vergeleken met onze buurlanden scoren we het slechtst.

De huidige federale regering liet in het regeerakkoord noteren dat de 0,7% van het bni tegen 2030 een feit moet zijn en er werd een bindend groeipad in de begroting aangekondigd om dit resultaat te bereiken.

Voorlopig is dit helaas nog niet gebeurd. Er is in de begroting van zowel 2023 als 2024 wel een beperkte stijging van €20 miljoen ingeschreven voor ontwikkelingssamenwerking, maar op een totaalbedrag van 3,04 miljard euro (het totale budget voor ontwikkelingssamenwerking), is dit uiteraard een peulschil (0,0065%).

Waarom willen we dat het budget stijgt?

Vele crisissen tegelijk

Oorlog, klimaatrampen, armoede en een energiecrisis, op de achtergrond van een pandemie die nog nazindert. Zelden waren de internationale uitdagingen zo groot. Sinds het begin van de pandemie zijn meer dan 200 miljoen mensen ondervoed geraakt en extreme armoede steeg voor het eerst in twee decennia. Ook de VN trekt loeihard aan de alarmbel. Voor het eerst sinds haar oprichting en nu al het tweede jaar op rij, daalt de human development index – de index die op basis van inkomen, levensverwachting en alfabetisme de stand van ‘ontwikkeling’ van landen aangeeft.

Extra grote crisis in andere delen van de wereld

Die gevolgen zijn wereldwijd tastbaar, voor alle mensen. Ook hier in België zijn de stijgende energie– en voedselprijzen, én de verontrustende gevolgen van de klimaatcrisis, een slag in het gezicht van de mensen in de meest kwetsbare situaties. Tegelijk zien we de kwetsbaarheid die we in België ontwaren, uitvergroot in andere delen van de wereld, net daar waar minder middelen voorhanden zijn om de scherpe randen van deze crisissen eraf te halen. En juist daar hebben rijke landen, ook historisch, een grote verantwoordelijkheid.

Verbonden lot

De noodzakelijke en terechte zoektocht naar solidariteit binnen onze grenzen, mag ons daarom niet blind maken voor de enorme impact op de economisch meer kwetsbare landen. Samenwerken en investeren in een betere wereld is niet zomaar een idealistisch streven vanuit een liefdadige attitude. Het is een noodzaak om ook ‘hier’ vooruitgang te boeken. Ons lot is onlosmakelijk verbonden met landen, gemeenschappen en mensen in de rest van de wereld. Als we hen laten vallen, laten we onszelf vallen. Hun rechten zijn onze rechten, hun planeet is onze planeet, hun strijd is daarom ook onze strijd.

Erger voorkomen

Zo leidt de klimaatopwarming niet alleen tot gigantische overstromingen in Pakistan, maar ook tot watersnood en extreme hitte in België. Met investeringen in internationale solidariteit kunnen we overal ter wereld werken aan duurzame economieën en zo de opwarming van de aarde een halt toeroepen. Investeringen in een goede gezondheidszorg, duurzame landbouw en gezond voedsel wereldwijd kunnen allerlei ziektes en pandemieën in de kiem smoren. En voor burgerrechten opkomen in totalitaire regimes draagt bij tot een vermindering van conflicten, onderdrukking en dus gedwongen migratie.

Hoe verkrijgt een ngo haar subsidies?

De ngo’s stellen vijfjaarlijks een programma op over welke doelstellingen ze in de voorliggende periode willen bereiken en hoe ze dit gaan aanpakken. Ze dienen dit programma in bij DGD, op dit moment lopen de programma’s voor 2022-2026.

DGD kent voor die programma’s een belangrijke medefinanciering toe, al is elke ngo er wettelijk toe verplicht om 20% van de vereiste financiële middelen voor het programma zelf te verzamelen. Dit gebeurt onder meer via fondsenwerving, legaten en giften, maar ngo’s mogen ook zelf winst maken op hun activiteiten, zolang ze die winst opnieuw in de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking investeren.

Om te bepalen hoeveel medefinanciering een ngo voor haar vijfjarenprogramma kan krijgen, kijkt DGD naar de kwaliteit van het programma, naar de mate waarin het programma aansluit bij de prioritaire thema’s van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en naar de verhouding tussen het gevraagde en beschikbare budget.

Wat zijn de andere inkomstenbronnen van een ngo?

Op de publiek toegankelijke transparantietool NGO Openboek kan je voor de som van alle ngo’s én per aparte ngo zien hoeveel eigen middelen worden vergaard. Die transparantietool verstrekt info over de financiën, het personeel en de programma’s van alle Belgische erkende ngo’s en wordt beheerd wordt door ngo-federatie en ACODEV, onze Franstalige zusterfederatie.

In 2021 werden door alle ngo’s samen 143,1 miljoen eigen inkomsten vergaard, tegenover 166,6 miljoen euro subsidies.

Ontdek meer op NGO Openboek
Financiën ngo's

Recht naar het goede doel

NGO Openboek toont ook de verdeling van de uitgaven van de Belgische ngo’s. Driekwart van de uitgaven gaat rechtstreeks naar de missie van ontwikkelingssamenwerking. Andere kosten zijn organisatorisch of gaan naar fondsenwerving en merchandising.

 

 

 

 

Ontdek meer op NGO Openboek

Ngo’s zetten in op financiële duurzaamheid

Ngo-federatie brengt haar leden samen in de werkgroep Financiële Duurzaamheid. De centrale vraag in die werkgroep is hoe je de samenwerking met partners (voornamelijk in partnerlanden) gelijkwaardig kan maken en houden op de lange termijn.

Spreken we over gelijkwaardigheid en dekolonisering dan is het financiële aspect daarin een zeer belangrijke pijler. Het epicentrum van de financiële macht ligt vandaag nog bij de ngo, die middelen krijgt om een door de overheid goedgekeurd programma in een partnerland toe te passen.

Wordt de partner of de doelgroep daarin betrokken? Hoe kunnen we de financiële macht verschuiven? Hoe dienen de financieringsrichtlijnen van DGD gewijzigd te worden opdat ze het partnerschap bevorderen? Op deze en andere vragen werken de ngo’s actief in deze werkgroep samen.

Charlotte Gowie

Medewerkster Financiële duurzaamheid en Innovatie 02 536 19 28 contacteer